Prinsjesdag 2022 voor vermogenden: wijzigingen box 3

Plaatsingsdatum: 26/09/2022 eventuele wijzigingen nadien zijn niet opgenomen.   

Rechtsherstel (t/m 2022)

Na het Kerst-arrest van de Hoge Raad in 2021 werd duidelijk dat het box 3-systeem met fictieve rendementen, wat vooral spaarders trof, onhoudbaar was. Hierdoor is rechtsherstel geboden voor de massaal-bezwaarmakers over de jaren 2017 t/m 2020. De belastingjaren 2021 en 2022 lopen automatisch mee in het rechtsherstel. Mensen die geen massaal bezwaar hebben gemaakt lopen helaas het rechtsherstel mis.*

Inmiddels is duidelijk dat dit systeem van het rechtsherstel wordt doorgetrokken naar de jaren 2023 -2025. Het is de ambitie van het kabinet om per 2026 een systeem in te voeren op basis van het werkelijk gerealiseerde rendement.

Bij het rechtsherstel (de jaren tot en met 2022) wordt de nieuwe berekening vergeleken met de berekening uit het oude stelsel. De berekening die het gunstigst is wordt toegepast. Hierdoor krijgen vooral personen met veel spaargeld geld terug door het rechtsherstel.

Overbruggingswetgeving vanaf 2023

Het rechtsherstel valt niet te verwarren met de overbruggingswetgeving, die ingaat vanaf 2023. Bij de overbruggingswetgeving geldt het systeem onverkort zonder de vergelijking met het oude stelsel.

Het systeem vanaf 2023 is als volgt, welke het best toe te lichten is met een voorbeeld:

Bert en Sandra hebben een beleggingsportefeuille (overige bezittingen) van € 250.000, spaartegoeden van € 400.000 en een schuld van € 100.000 (geen eigenwoningschuld).

Stap 1: bepaal de totale rendementsgrondslag

De totale rendementsgrondslag wordt gevormd door bezittingen minus de schulden: € 250.000 overige bezittingen + € 400.000 banktegoeden -/- schuld van € 100.000 = € 550.000. Dit is de rendementsgrondslag.

Stap 2: bepaal het effectieve rendement aan de hand van de fictieve rendementen per vermogenscategorie (sparen, overige bezittingen en schulden)

Voor spaartegoeden geldt een fictief rendement 0,01%, overige bezittingen een rendement van 5,69% en schulden zijn aftrekbaar tegen 2,46%.

Hierdoor is:

het spaarrendement 0,01% x 400.000 =     €         40

het belegrendement 5,69% x 250.000 =      € 14.225

de aftrekbare schuld 2,46% x 100.000 = -/- €   2.460

Het rendement bedraagt hierdoor in totaal: € 11.805 (over een rendementsgrondslag van € 550.000).

Het effectieve rendement bedraagt dan € 11.805 / € 550.000 = 2,14% (dit rendement kan niet negatief zijn).

Stap 3: bepaal de belastbare grondslag

Vervolgens wordt de belastbare grondslag bepaald door het heffingsvrij vermogen (€ 57.000 per persoon) en de schuldendrempel (€ 3.200 per persoon).

Hierdoor bedraagt de belastbare grondslag: € 650.000 (totale bezittingen) -/- € 114.000 (2x heffingsvrij vermogen) -/- € 100.00 (totale schulden) + € 6.400 (2x schuldendrempel) = € 442.400.

Stap 4: Bepaal het belastbare rendement

De belastbare grondslag wordt (stap 3) vermenigvuldigd met het effectieve rendement (stap 2) om het rendement sparen en beleggen te bepalen:

 € 442.400 x 2,14% = € 9.467

Stap 5: Bereken de verschuldigde belasting

In 2023 zijn Bert en Sandra dus € 9.467 x 32% (percentage 2023) = € 3.029 belasting verschuldigd in box 3.

Overbruggingswetgeving: hoe nu verder?

Het is denkbaar dat het werkelijke rendement op de overige bezittingen ver onder het fictieve rendement van 5,69% blijft. Onder overige bezittingen wordt namelijk alles geschaard wat geen spaarvermogen is. Denk hierbij aan een vakantiewoning, laag renderende obligaties of familiebankleningen die recent zijn afgesloten tegen een laag rentepercentage. Dit is mogelijk weer voer voor procedures.

Spaarders zullen in elk geval blij zijn; zij betalen komende jaren een stuk minder belasting met de huidige rentepercentages. Personen met overige bezittingen zullen echter geconfronteerd worden met een hogere belastingheffing.

* Onlangs werd in de media verkondigd dat de niet-massaal bezwaarmakers een verzoek tot ambtshalve vermindering konden indienen. Dit zou blijken uit een podcast “Betrouwbare Bronnen” met Staatsecretaris van Rij (tussen de 22 minuten – 30 minuten). De Belastingdienst heeft echter gecommuniceerd via het Forum Fiscaal Dienstverleners dat de verzoeken tot ambtshalve vermindering zullen worden afgewezen. Om de rechten veilig te stellen kan toch een ambtshalve verzoek ingediend worden.